Jan Meulmeester op het Banjaardstrand – Collectie Zeeland
Ga naar de inhoud

Bijzondere vondsten van het Banjaardstrand

Eind 2008 was Jan Meulmeester een aantal dagen op het Banjaardstrand. De vloedlijn lag vol met brokken veen en met vondsten.

Jan begon vondsten te verzamelen en hij nam een brok van dat veen mee. Dit is het begin van een bijzonder verhaal. We geven het woord aan Jan:

Jan Meulmeester Banjaardstrand eind 2008
Jan Meulmeester Banjaardstrand eind 2008 Jan Meulmeester op het Banjaardstrand. De donkere brokken zijn stukken oud veen.

Op dinsdag 28 oktober 2008, stuurde een van de leden van de Werkgroep Geologie een mail rond met de melding ‘dat er op het Banjaardstrand leuke schelpjes waren te vinden tijdens een zandsuppletie (winplaats Hompels, een paar kilometer uit de kust) met helaas weinig botmateriaal’. De zaterdag daarna, op 1 november 2008, was er een excursie  georganiseerd waar ik niet naar toe kon omdat ik dat weekend moest werken. Het voordeel van een weekend werken is, dat je door de week dan vrij hebt. Dus ik heb daar eind 2008 een aantal dagen kunnen zoeken. En veel gevonden!

450 botten

Schelpjes heb ik er niet veel gevonden, misschien niet goed genoeg gekeken. Wat ik wel heel veel gevonden heb, dat waren botten in enkele weken tijd. Zo rond de 450 stuks met opmerkelijke variaties. Heel veel van  huisdieren zoals: varken, rund, schaap/geit, paard, hond, maar ook wolharige mammoet, wolharige neushoorn, steppenwisent, edelhert, ree, rendier maar ook mens.

Verder enorm veel zwarte viswervels, perzikpitten, inheems Romeins aardewerk, veel stukjes divers hout en veen. Het strand was zwart van het veen waarbij het mooie was dat er een groot stuk bij was waar botten uit staken. Nooit eerder gezien!

Ouderdom veen

Ja, wat doe je met zo’n stuk veen. Ten eerste wilde ik weten hoe oud het was omdat er botjes in zaten. Dus heb ik er een stuk vanaf gebroken en opgestuurd naar paleobotanicus Henk Woldring van Rijksuniversiteit Groningen. Hij reageerde per mail, waaruit volgend citaat afkomstig is: “Ik heb een snelle scan uitgevoerd van een pollenpreparaat uit het veen en vermoed dat het uit het Boreaal dateert, grofweg zo’n 8000-7000 voor Christus. Theoretisch zou het ook veel ouder kunnen zijn, maar een jongere datering lijkt niet waarschijnlijk. Als het veen inderdaad uit het Boreaal komt, dateert het uit de periode dat de toenmalige kustlijn in de buurt van de huidige kustlijn lag als gevolg van zeespiegelstijging na de laatste IJstijd.” Einde citaat Henk Woldring.

Wat nu te doen met de rest van het veen met daarin de botjes? Zoiets is zeldzaam, dus wilde ik het graag als één geheel houden. Zodoende heb ik het jaren onder water bewaard, omdat ik geen geschikte manier van conserveren wist.

Determinatie botjes

In de loop der jaren heb ik verschillende mensen over de bijzondere vondst geïnformeerd, onder wie archeoloog en vuursteenspecialist Marcel Niekus van Universiteit Leiden. Via hem wist ook Luc Amkreutz van het Rijks Museum voor Oudheden ervan. Deze was in 2020 bezig om een grote tentoonstelling in het RMO voor te bereiden over Doggerland, het verdronken land in de Noordzee.

Er is toen besloten om het veen te conserveren bij Restaura in Heerlen, speciaal voor deze tentoonstelling, samen met mijn gevonden vuistbijlen uit de Noordzee.

Samen met Nynke de Boer, student archeologie aan Rijksuniversiteit Groningen, zijn we tot de conclusie gekomen dat de botjes en wervels in het veen van een schaap zijn: een afgebroken metatarsus (middenvoetsbeen) en een hele metatarsus met de sesambeentjes. De twee wervels zijn een thoracale/borstwervel en een lumbale/lendewervel.

Erg interessant is dat bij de complete metatarsus de sesambotjes nog aanwezig zijn, dit geeft aan dat de poot nog minstens gedeeltelijk vlezig/pezig was toen die in het veen belandde.

 Plant- en boomresten

Tijdens mijn zoektochten heb ik ook ongeveer 25 stukjes plant/boomresten meegenomen en gedroogd. Ik was erg benieuwd uit welke periode ze dateren. De 35 perzikpitten en het vele  inheems Romeins aardewerk deden me vermoeden dat ze uit de Romeinse tijd kwamen. Hans Jongepier van Erfgoed Zeeland bevestigde inderdaad dat de Perzikken in de Romeinse tijd ingevoerd waren.

Na een tip heb ik in 2021 archeoloog en archeobotanist Silke Lange geschreven en haar later de stukjes plant/boom opgestuurd om te determineren.

Op de dag voor oudjaar 2022 kreeg ik bericht van haar en zij schreef het volgende. “Bij de determinatie heb ik in eerste instantie gebruik gemaakt van een opvallend-lichtmicroscoop, en later ook van een doorvallend-lichtmicroscoop, beide keren met vergrotingen tot 500 maal. Door uitdroging van de houtvondsten zijn de soortspecifieke, houtanatomische kenmerken grotendeels verdwenen. Daarom zijn enkele stukken niet meer op soort te brengen (indet). Van een aantal monsters is de houtsoort niet absoluut zeker, omdat niet alle kenmerken van de bepaalde houtsoort meer zichtbaar zijn (cf.). Toch heeft het onderzoek een aantal determinaties opgeleverd. Gedetermineerd zijn berk, den, eik, els, fijnspar, jeneverbes en wilg. De monsters van de den domineren; ik denk dat je hier met hout uit de periode tussen het Laat-Neolithicum en de vroege IJzertijd te maken hebt.

Denk aan een duinlandschap waarin den en jeneverbes beeldbepalend waren, of een (uitgedroogd) hoogveengebied met den, eik en berk. Els en wilg kunnen aan de randen van waterlopen en in lagere delen van het landschap hebben gestaan. De fijnspar is met zekerheid niet inheems. Het betreft een door water afgerond plankfragment. De plank is ondanks de harde knoest recht en gelijkmatig qua vorm, ik denk dat dit een vrij recent stuk hout betreft. Fijnspar is geen Romeins hout. Er zijn sowieso geen aanwijzingen dat het hier om houtvondsten uit de Romeinse tijd betreft. Gezien het hout in zoutwater heeft gelegen, zal ook een C14-datering niet zinvol zijn.

Het is dus goed mogelijk dat het hout afkomstig is uit een prehistorische veenlaag en dat de vondsten door erosie uit deze laag zijn gespoeld.” Einde citaat Silke Lange.

Ik ben in ieder geval blij dat ondanks het soms lange wachten op een antwoord, duidelijk is geworden dat het zeker de moeite waard was om deze mooie vondsten mee te nemen.

 

Tot slot wil ik de volgende personen bedanken voor hun adviezen en determinaties.

Luc Amkreutz, Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden

Marcel Niekus, Universiteit Groningen en Leiden

Henk Woldring, Rijksuniversiteit Groningen.

Nynke de Boer, Rijksuniversiteit Groningen

Restaura in Heerlen

Silke Lange, Archeoloog en Archeobotanist BIAX Consult

Hans Jongepier, Erfgoed Zeeland